Edito november 2019

De terugkeer van de kudde. 1565. Veel meer is er via de overlevering niet tot bij ons geraakt. En natuurlijk ook de naam van de schilder: Pieter Bruegel de Oude. We zouden ook kunnen zeggen: Pieter Bruegel de Onze, want dit is “boeren-Bruegel” ten voeten uit.

Het is november, ergens in het stukje van de 16de eeuw dat “de kleine ijstijd” wordt genoemd. Helemaal anders dan vandaag – in onze actuele “warm-en-droog-tijd” – zag Bruegel reeds in november de naakte bomen zwart afgetekend tegen de lucht. Alleen diep in de dalen schijnt het schuilend struikgewas nog wat blad te dragen, maar het is ook daar reeds een symfonie van uitsluitend bruine tinten. De winter komt eraan.

De zwarte wolken die zich samentrekken zullen heel binnenkort een oranje-rood-paarse weerschijn  krijgen. Dan zullen ze geen regen meer brengen, maar het witte tapijt waarop Bruegel zijn “Jagers in de sneeuw” zal neerzetten.

Bruegel is veertig, en nota bene in zijn laatste levensjaren, als hij dit beeld vastlegt. De achtergrond bestaat uit herinneringen aan de reis naar Italië die hij als jonge leerling-schilder maakte, maar op de voorgrond loopt hij in gedachten zelf weer mee met de veehoeders in de oer-Brabantse holle weg uit zijn kinderjaren.

Onze koeien zien er vandaag – vier eeuwen fokkerij later – helemaal anders uit, en niemand drijft zijn vee nog op die manier naar huis. Maar het schilderij  heeft een aangrijpend beeld vastgelegd dat van alle tijden is. Die ene koe die altijd weer de andere kant op wil. De jacht die in de lucht zit. En de gejaagdheid van de veehoeders om voor de bui thuis te zijn. Er zit een ongelofelijk krachtige beweeglijkheid in dit doek, die getuigt van een fenomenaal waarnemingsvermogen.

Het waarnemingsvermogen van de kunstzinnige mens, en tegelijk ook het innerlijk meebewegen met de elementen en levenskrachten, zoals alleen een boer dat kan. Of en hoe men de novemberbeelden van de eenentwintigste eeuw zal vastleggen, is nu nog een vraag. Of men van die beelden binnen vier eeuwen nog koude rillingen zal krijgen eveneens. Maar Breugel kon het. Zoals ik al zei: boeren-Bruegel, de kunstzinnige waarnemer.

Geef ons genoeg boeren – fenomenale waarnemers - om ons het innerlijk en de innigheid van de wereld te tonen…

Koen Dhoore