Terugblik zomerschool biodynamische landbouw

Het is het elfde jaar dat de zomerschool voor biodynamische boeren wordt georganiseerd, maar voor mij de eerste keer. Buiten het Demeter-keurmerk in de biowinkel wist ik nauwelijks wat ‘biodynamisch’ betekende. Het thema trok me aan: “Boeren doe je niet alleen.”

Dat gevoel wordt meteen tastbaar op De Kollebloem, waar we met een twintigtal boeren een weekend samenkomen. Ik leer de compostzusters kennen -vrouwen die elkaar helpen de composthoop te keren- en ontdek het bestaan van een biodynamische zaaikalender, die de stand van zon, maan en sterren volgt.

Voor biodynamische boeren is de aarde een levend organisme waarin alles met elkaar verbonden is: bodem, planten, dieren en mensen maken deel uit van een groter geheel.

Een les in moed

De eerste dag draait om de mens in dat ecosysteem. De zomerschool valt niet toevallig rond Sint-Michiel, eind september. Na de energie van de zomer is dit volgens Rudolf Steiner het moment waarop de aarde weer begint in te ademen. De voeding stroomt terug naar de bodem, naar de kern. Ook wij als mens volgen dit ritme en vertragen, keren naar binnen. We praten over wat het betekent om boer te zijn in deze tijd. Dan klinkt de vraag: “Waar heb je als boer vandaag moed voor nodig?” Christine Gruwez, die het gesprek begeleidt, laat onze woorden landen en geeft er vervolgens taal aan. Ze spreekt over drie vormen van moed. Zo is er de moed om iets onvoltooid te laten: te beginnen aan een veld, een boerderij, een idee, zonder te weten of het ooit ‘af’ zal zijn. De moed om je kwetsbaar te tonen: te laten zien waar je voor staat, zelfs als dat onzeker voelt. En de moed om wakker te blijven: niet alleen even, maar blijvend, ook als het moeilijk wordt.

Geen makkelijke opgave, besluit ze. En precies daarom hebben we elkaar nodig. Wat onzichtbaar is zichtbaar maken

De volgende dag duiken we dieper in de praktijk. In alle eerlijkheid: het is de eerste keer dat ik hoor over ‘preparaten’. Toch sta ik even later in een grote ton water te roeren tot de draaikolk de bodem raakt. Dan strooien we het heermoespreparaat met borstels uit over het land. Het ruikt naar aarde en regen. We nemen de tijd om samen te kijken, te voelen, te zwijgen.

Er gebeurt iets wat moeilijk in woorden te vatten is.

Thuis, boven een bord pasta met groenten uit ons wekelijkse pakket van Oogstappel, probeer ik mijn lief toch uit te leggen hoe het was. Hij fronst, en zegt: “Klinkt heel wetenschappelijk allemaal.” Misschien niet, denk ik. Maar is dat erg?

Want los van de vraag of die meststoffen iets ‘doen’, gaat het denk ik om iets anders: aandacht. Het doet me denken aan Herman de Coninck, die ooit schreef: “Poëzie dient nergens toe, en dat is op zich al een verdienste.”

Poëzie en moed

Volgens mij zit het daarin: het creëren van een moment om los te komen van je dagelijkse beslommeringen. En iets wat anders onzichtbaar is, zichtbaar maken. De Coninck verwees in die context naar het gedicht Ziekenbezoek van Judith Herzberg:

Mijn vader had een uur lang zitten zwijgen bij mijn bed.

Toen hij zijn hoed had opgezet

zei ik, nou, dit gesprek

is makkelijk te resumeren.

Nee, zei hij, nee, toch niet,

je moet het maar eens proberen.

Aan een samenvatting van dit weekend waag ik me dus niet. Voor de meeste dingen heb ik (nog) geen woorden. Maar dat is niet erg, als ik Christine Gruwez mag geloven. Er is moed nodig om te beginnen, ook al blijft het onvoltooid. Maar die moed is er, zeker nu ik me omringd voel door de zon, de maan, de sterren en de compostzusters.

Jolien Hens, oktober 2025

Terugblik zomerschool biologische en biodynamische landbouw 2025